Watermolenaar

Dirck Claasz Bloothooft <II-1> wordt vanaf 1672 genoemd als molenaar op poldermolen K in de Schermeer [1]. Vóór hem was van voor 1661 tot 1665 (zijn grootvader?) Dirck Cornelisz houten dirck <0> en na diens dood van 1665-1672 diens weduwe Maritge Arents molenaar [14]. In zo’n geval liet een weduwe het feitelijke werk op de molen vaak over aan een knecht. Aangezien Dirck Claasz vlakbij bij zijn ouders op de tweede middenmolen woonde, is het niet ondenkbaar dat hij (als kleinzoon?) die taak op zich nam om rond de tijd van zijn huwelijk formeel de molenaar te worden. Dat bleef hij lange tijd, tot 1700. In 1701 wordt zijn zoon Sijmen <III-1> als molenaar genoemd in de rekeningen van polder K.

In de rekeningen van polder K vinden we elk jaar de uitgaven van een jaar maalloon (f 90) aan Dirck Claasz Bloothooft. Daarnaast wordt er verdiend aan polderdiensten. Dat gaat in de eerste jaren om enkele guldens maar vanaf 1683 beloopt het elk jaar zo’n 54 gulden voor het krozen van de molentocht en notsloten in de polder K of het verhogen van de onder en bovenkolken. Een welkome en noodzakelijke aanvulling op het lage loon. Overigens wordt een gedeelte van het geld (f 28) tussen 1682 en 1684 gebruikt voor betaling van huur voor de (bermen van de) Blokkersweg [1]. Vanaf 1693 wordt ook zijn oudste zoon Sijmen, die toen 22 jaar was, in de rekeningen van polder K genoemd. Deze zoon was al duidelijk voorbestemd om zijn vader op te volgen.

Referentie

[1] Schermeer, rekeningen van polder K 1660-1700