Schepen in Oudorp

Een man als Sijmen Bloothooft met een boerenplaats op een mooie plek aan de zuidrand van het dorp en 31 ha grond, moet wel een belangrijk man geweest zijn. Al in 1789 werd hij geacht een eed af te leggen op het feit dat hij meer dan f 2500 vermogen had (in verband met belastingheffing op de 25e penning). Hij leefde in een rumoerige tijd in de overgang van 18e naar de 19e eeuw. Als katholiek was hij in zijn jonge jaren van bestuurlijke functies uitgesloten, maar door de revolutie en de invloed van de Franse overheersing tot 1813 veranderde dat. De invloed van de (gereformeerde) kerk werd resoluut teruggedrongen.

Op 10 februari 1795 dringt de revolutie tot Oudorp door:

“Schout en Schepenen van Oudorp, geinformeerd zijnde dat de burgerij van Oudorp genegen was om alhier ter plaatse een aanvang te maaken met eene revolutie hebben eenparig geresolveerd om hunne posten in den schoot der burgerij neder te leggen”.

En twee dagen later, op 12 februari 1795:

“Nadat door den Gerechtsboode, op instantie van de burgerij alle   burgers van Oudorp in de gereformeerde Kerk waren opgeroepen tegen 10 uuren des morgens is door den schout gedaan eene Aanspraak waarin te kennen wierd gegeven, dat vermits zij overtuigd waren van de tot hier toe onwettige aanstelling van hunne persoonen tot de posten van Schout en Schepenen, zij zig zelven daar van vervallen verklaarden en tot hunne voorige burgerstaat weder terugkeerden. Waarop toen door gem: burgerij waren aangesteld tot een Committé Revolutionair de persoonen van J:Schellinkhout, K:Purmer, J:Bekemijer en Z: Bloothooft

Waarna gemelde Committé ilico vergadering tot het opnemen der stemmen en wierd bevonden dat tot Schout verkozen wierd de persoon van J:Schellinkhout met algemene stemmen. En tot Schepenen J:Bekemeier, Z:Bloothooft, K:Purmer, Corn:Schoorl, P:Blom” [21]

Elk jaar tussen Kerstmis en Oud en Nieuw zouden schout en schepenen opnieuw gekozen worden. Het kwam er eigenlijk op neer dan Jan Bekemijer en Sijmen Bloothooft hun plaats in het dorpsbestuur kregen die hen voorheen op grond van hun katholieke geloof onthouden was. De katholieke families Bekemeyer, Bloothooft en Punt bezaten het overgrote deel van de landerijen direct rond Oudorp [zie kaart] en het was dus zeer vreemd dat zij voordien geen bestuurlijke bevoegdheden hadden. Sijmen Bloothooft zou 26 jaar bestuurder blijven tot zijn dood in 1821. Meestal als schepen, in 1810 zelfs als president schepen, en later als gemeenteraadslid. In 1805 werd hij niet herbenoemd maar tussen 1806 en 1808 hield hij zich bezig met plannen voor de heffing van directe belastingen. Voorts trad hij op als voogd en als executeur van boedels. Schepen Jan Bekemeijer was overigens de broer van Grietje Bekemijer die in 1763 met Sijmen’s broer Pieter Bloothooft <V-3> huwde maar kort daarop overleed.

Oudorp was een kleine gemeenschap. In 1798 is geteld dat 137 zielen tot de RK kerk behoren en 98 tot de gereformeerde kerk, samen 235 mensen. De gereformeerde kerk werd het meest geschikt geacht als plaats voor de grondvergaderingen. In 1817 werd in een enquete als totale bevolking 339 geteld. Oudorp telde geen fabriekarbeiders en het effectieve dagloon van arbeiders in land en akkerbouw werd geschat op 75 cent per dag.

Schout en Schepenen hadden vele taken. Zo hielden zij jaarlijks een ijk van inhoudsmaten. Van Sijmen Bloothooft wordt aangetekend dat hij de boterkop (voor 1 stuiver), de melkmaat (voor 8 cent) en een halve aggelen (oppervlaktemaat (?), voor 4 stuiver) liet ijken.

Dan zijn er publieke verkopingen waarbij de notaris officieel registreert. Op 11 januari 1798 “Presenteerd Zimon Bloothooft woonende alhier bij publicque veilinge te verkoopen een partij essen elsen en willige kaphout”. Naast de aanschaf van het hout zelf moest 2 stuivers hakloon en 2 stuivers veilloon worden betaald. Dit alle “in het houtbos van Zimon Bloothooft gelegen in de Nollen onder Oudorp” [2]. Het houtbosje [B57] ten noorden van de Halvemaansbrug, gelegen tussen de Voorweg (huidige Herenweg) en de Achterweg kort na de splitsing van beiden, leverde dus geld op.

Zwaardere zaken passeerden ook. De Franse bezetting stelde hoge eisen en de pastoor schrijft: “De armoede en het gebrek van het aanwassende getal van onvermogenden is reeds zoodanig toegenomen, dat wij ten einde raad en hulp gekomen zijn, waardoor het ook gebeurd is, dat kerk, huys en schutting rondom den tuyn en alle pastorale goederen zodanig verrampeneerd zijn, dat wij niet anders dan instorting en val voor ogen hebben. Welhaast zullen geen honderden maar duizenden vereischt zijn om kerke en huyse tamelijk in staat te brengen[3]. Er spreekt hieruit maar heel indirecte zorg voor de parochianen, het kerkgebouw en bezit lijken voor te gaan.

Ook oorlog ging Oudorp niet voorbij en in 1799 was er een inval van Engelsen en Russen in Noord-Holland. Om in hun nood wat bij te verdienen hebben de burgers van Oudorp de Franse troepen logistiek gesteun. De secretaris meldt de schepenen in 1802 dat hij uit Den Haag een som van f 1122:10 heeft gehaald als vergoeding van wagenvrachten en rijloon. Het duurde dus drie jaar voor dit binnen was. De schepenen worden belast met een plan ter verdeling van het geld en men besluit dat voor elke wagen die bespannen was met twee paarden met daarbij een voerman f 2:5 zal worden betaald. Jan Bekemeier en Simon Bloothooft tekenen het verslag.

Bij het overlijden van Sijmen Bloothooft blijken er vakatures voor hooisteker, gemeenteraadslid en een plaats in het college van zetters (van de directe belastingen).

Sijmen Bloothooft was een rijke boer in Oudorp. Hij was ongetwijfeld meer beheerder dan boer overigens. De 31 ha werden mogelijk gedeeltelijk verpacht aan huurboeren, en verder zal hij de nodige knechten in dienst hebben gehad. Bestuurlijk was het van groot belang dat er rust in het dorp heerste. Ook in de roerige Franse tijd probeert men er het beste van te maken, en gaat het gewone leven zoveel mogelijk door. De meeste schepenen en later gemeenteraadsleden blijven hun functie gewoon uitoefenen ook al verandert de landelijke staatsvorm diverse malen. Men had tenslotte niet veel keus in een gemeenschap van zo’n 300 zielen. In de kerk en de daarbij behorende zorg voor armen en wezen zal Sijmen zijn deel hebben geleverd. Er is overigens geen indicatie dat hij actief zijn mogelijk noodlijdende broer Pieter en zwager Dirk Dirksz Decker heeft bijgestaan.

Referenties

[1]   Oudorp Resoluties van Schout en Schepenen
[2]   Oudorp 6462 Conditiën bij publieke verkopingen
[3]   Voets, B. (1980)   Springlevend Oudorp, p48