Neeltje Veuger (1919-1983) gesproken verhalen

Alkmaar - 1982

Klik op links voor audiofragmenten

Begrafenissen

[1] [de klok luiden] En dan moest vader het welders doen. En dan, vader kon het niet, ome Siemen [Doorn] kon het wel, maar vader kon het niet. En dan waren moeder en ik zo, nou ja, waren we zo zenuwachtig, en dan zei ik, nou vader doet het niet goed hoor want dan kwam er al zo een kling tussen, want bim, bam moet het wezen en bim bam doet ie dan. En dan gaat ie er tussen en dan gaat het niet goed. En als ze dan op de kleine brug ankwamen, de begrafenis, dan begon opa te luien he, dan stond ie op de weg tegenover de kerk en dan zag ie ze ankomen en dan begon ie met luien. En dan deed moeder altijd de gordijnen dicht. Nou, gewoon uit eerbied, dat deden we. Ik weet niet of ze verder de buren, dat weet ik niet, maar wij deden het altijd wel. En later heb ik het ook gedaan dat ik getrouwd was. En dat we op Groenland woonden dan weet ik nog dat ze met de paard, met de koets kwamen zal ik maar zeggen. De twee paarden dervoor. De paarden hadden dan van die grote, zwarte kleden om. Boerenpaarden? Ja, dat weet ik niet hoor, wat voor soort paard dat was, dat weet ik niet. Maar eh, nou nou ja, toch misschien wel boerenpaarden. Zoals renpaarden of zo, ja die waren er toen niet, denk ik, dat zou ik niet weten. En of het ook speciale paarden waren, dat weet ik ook niet, maar ik weet wel dat ze zo'n groot kleed alle twee om hadden. En dan was die, die koets die was bewerkt, een beetje open bewerkt, of zo daarboven. Dat weet ik nog wel, maar toen was ik toch wel klein hoor, want toen woonden we op Groenland. Dus ja, hoe oud zou ik toen geweest zijn, ik weet het niet hoe oud ik toen was. We scheelden zes jaar, nou, tante Maap was volgens mij een jaar of vijf daarzo, een jaar of vier, vijf. Nou, dat weet ik niet zo goed meer. Ik weet ook niet, want opoe Veuger is ook overleden in die tijd dat we op Groenland woonden [1930]. En of die nou, nou toen was ik op school, dus dat weet ik niet. Want ik weet wel dat de klok luidde en toen dacht ik nou wordt opoe begraven. Maar ik weet niet of ze toen met de auto al gingen of met de koets. Ik denk .. U mocht er niet bij zijn? Nee, daar was ik niet bij, ik was gewoon naar school. En ik hoorde de klok luiden. U was naar school gewoon? Ja, ik was naar school gewoon, ja, ja, ja ik ben eigenlijk U vond dat niet vervelend? Nee, nou, ik heb er wel aan gedacht, maar eh, nou nee. Ik ben wel naar huis geweest, te kijken dat ze opgebaard lag, zal ik maar zeggen. Nou, toen zij vader: " 't is helemaal niet erg hoor, want het is net alsof ze slaapt". Nou dat was inderdaad, het was gewoon of ze lag te slapen. Want ze had van dat kroezerige haar een beetje en dat was nog zo mooi als wat. Het was helemaal niet eng, nee, helemaal niet.

Opoe Veuger

Maar, maar hoe die begrafenis, dat weet ik toch niet meer. Hoe ver het toen in de tijd al was. Maar ik weet wel dat er nog eens een begrafenis was, dat was van een notaris, dat was Vrijburg heette die, die kwam van Schagerbrug en dat was ook nog wel met de koets geloof ik hoor. Want daar was, een zoon was iets hoogs bij de marine. Of het nou een admiraal was, of iets lager nog, maar toch wel hoog, maar die had zo'n steek op. En dat heb ik toen nog wel gezien. Nou, ik zal wel niet op de weg gestaan hebben, want dat mocht ik ook niet. Mochten we niet op de weg als we, of spelen, nee, dat eh, dat was te, dat was er ook niet bij. Nou ja, verder weet ik dat dan niet zo, verder weet ik daar niet zoveel meer van hoor. En dat we dan boven, zal maar zeggen, voor dat raampje, als er dan een begrafenis was, nou ja, van het dorp iets wat, wat een beetje, ja, wat .. was. Dat was boven bij opoe [Doorn], he, en dan gingen opoe en moeder dan boven bij dat raampje staan te kijken en dan konden ze zo op dat kerkhof kijken natuurlijk. Der zal wel een gordijntje voor geweest zijn, en dan zagen de mensen ons natuurlijk niet. Maar het was meestal dan bij een grote begrafenis of als het was bijzonder was. Want ik kan me nog een beetje herinneren als kind dat er, dat er een meisje was ja, dat hoorde je toen natuurlijk niet zo [2] ...hoe noem je zoiets.Toen bennen ze ook gaan kijken hoor, wat er, wat er ja, nou ja en misschien eh echte grote begrafenissen of zo, dat was, nou ja, misschien ook, misschien vind je het nieuwsgierigheid, maar, nou dat weet ik niet, dat deden ze gewoon. Dus eh, ja.

Familie Louwrens Doorn naast de kerk in St-Maartensburg, circa 1912. Vlnr
Sijtje, Dirk, Maatje Kranenburg, Piet,  Maartje, Neeltje Eikel, Hendrik, Arie,
Louwrens sr, Siemen, Jan, Aaltje Koning, Louwrens jr

Wassen

[3] Nou ja, verder weet ik toch van die tijd nks. Ja, ik weet niet of ik dat al opgescheven heb. Dat eh, ja dat heb ik allemaal opgeschreven. Van Trijnbuur en zo en dan gingen we door dat bosje heen, en de steentje derachter en de WC van eh, dat was eh daar kon je gelijk, twee konden der op op de WC, dat was zeker voor het kerkbezoek of zo, dat was zeker toen nog wel groot. En dat opoe dan stoven neerzette met kooltjes vuur derin, warme stoven, dat was toen ook nog zo. Gingen jullie altijd naar de kerk toe? Eh, nou ik ging niet naar, nou toen was ik nog een kind. Ik ging niet naar de kerk hoor als kind, nee. Maar ik weet wel dat ze stoven neerzetten, opoe en moeder. Moeder ging, later ging moeder ook wel naar de kerk, dat we der vlakbij woonden. Nou ja, moeder had het altijd druk en die ging dan zaterdags, eh zondagsochtends al der was uitstoten want die waste toen voor ome Wim [den Hartog] ook, en voor opoe met die jongens, dat was drie, nou we hadden altijd ook een ontzettend grote was, en dan deed ze dan zondags het eerste sop en dan maandags het andere sop. Dus ze had niet altijd tijd, meende ze. Maar ze wilde welders naar de kerk, en dat deed ze dan ook wel eens. Werd er zondags dan de hele dag gewerkt aan de was? Nee, 's morgens vroeg hoor, 's morgens, nou voor de middag was ze, ja alles met de hand, met een wasbord, ja hoor, nou die heeft wat werk gedaan. Want we hebben wel eens, ja, dat was al weer later toch, want toen, toen, de eerste tijd, nee toen woonden we daar niet. Ja, daar woonden we ook, maar dat is al begonnen bij Swarthof, dat we daar op het hoekje woonden waar nu Dirk Doorn woont. Toen is tante Enk [Engeltje Veuger] overleden [1937], ome Jan [den Hartog] zijn moeder. En die hadden een wasmachine, en toen heeft moeder de wasmachine gekregen van ome Wim en dan zou die voor hun wassen. En dan haalde ik met Gerrit [den Hartog] maandag 's ochtends water in een grote teil, want dan had ome Wim die had zo'n zwarte ketel boven het vuur hangen, boven het vuur waar ie in smeden ging, en daar had ie dan warm water in. En dan ging de teil, ja hoe die der kwam, of ik dan alleen met die teil ging, nou dat denk ik niet, dat kan haast niet, dus zal Gerrit wel gekomen zijn, en dan zijn we met mekaar heengegaan en dan schonk ome Wim die teil vol uit die ketel vandaan, en dan ging er een blokje hout in, dat was voor het schommelen, dan schommelde het niet zo, en dan gingen we dat zo, brachten we naar moeder naar de wasmachine, dus dan had ze een hele teil met warm water natuurlijk. Dezelfde wasmachine die wij vroeger hadden? Eh, nee, ja het was wel een houten, maar het was een ronde. Nee, ik had later een vierkante, dat was wat moderner maar dat was nog een ronde. Het was ook wel een Miele geloof ik hoor. Ik weet niet, het zal nog wel met zo'n riem geweest zijn. Tenminste, die hadden we later bij Jan Doorn ook, met zo'n drijfriem meer. Maar eh, nou ja, dat was voor moeder natuurlijk wel makkelijk, maar ja, ze had evengoed meestal elke week een was van elf man. Zo stiekum weg. En natuurlijk die zwarte kleren uit de smederij en zo. En dat weet ik ook nog wel en dat heb ik zelfs in de Kerkebuurt nog gedaan dan die overalls die moest ik dan uitspoelen in de Groot Sloot. Het ergste sop eruit. En dan deed ze het misschien wel een keer met leidingwater over, maar de ergste sop eruit. Er was wel leiding water? Ja, ja, leidingwater was er wel hoor. Nee, regenwater hadden we niet, nergens. Dat hebben we nergens gehad geloof ik. Alleen in mijn geboortehuis daar was een bak, maar ik weet niet of moe.., dat heb ik ook opgeschreven, ik weet niet of moeder daarvan gebruikte voor de was, dat weet ik niet meer.

St-Maartensbrug (voor 1923), hoek Grote Sloot - Egalementsloot, met drie huizen
voor de hoek de smederij van Willem den Hartog. Over de brug het polderhuis.
Helemaal rechts het cachot en het hek van het schoolplein.

Potsjekoek

[4] Maar verder in huis daar was geen bak, daar ook niet bij Swarthof op het hoekje. ? Nee, moeder die stookte op peterolie, we hadden peteroliestellen. En dan had ze zo'n fornuisje en dat kon in zo'n nisje staan, en daar kon je eigenlijk stoken, bij Swarthof was dat dan, dat weet ik nog van Swarthof, en daar had ze dan twee peteroliestellen op staan. En het waswater wat ze dan zelf warmde dat maakte ze warm op een vierpitsstel. En dan, en toen dat vlak voor de oorlog of zo uitbrak, ja dan wist je natuurlijk niet dat dat kommen zou, maar vlak voor die tijd heeft ze dat fornuisje verkocht. Ja, waar ze toen dat stel op had dat weet ik ook niet, dat had ze verkocht. Of dat was misschien nog wel, dat we dat weggedaan hadden dat we toen naar de Kerkebuurt gingen, dat kan ook nog wel. Bij Swarthof vandaan naar de Kerkebuurt en dat ze het toen weggedaan heeft en toen kwam de oorlog natuurlijk en toen moesten we wel eigenlijk weer een fornuisje hebben en toen heb ze der weer een gekocht. God, toen was het oude weg en toen hebben we nog wel een tijdje op het fornuisje gestookt in de bijkeuken in de Kerkebuurt. Tot er geen hout meer was natuurlijk. En toen hebben we daar in de Kerkebuurt hebben we ook in de oorlog een klein kacheltje in de keuken gekregen. Dat was met een lange pijp, zo'n zwarte geding?kacheltje, met een lange pijp, waar dan daar eigenlijk.. dan de.. waar dat naar nou naar toe ging dat weet ik niet eens. Oh ja, ik denk van eh van zo naar de.. door de bijkeuken zal het wel geweest zijn, want der was wel een luchtkoker maar der was geen, nee der was geen schoorsteen. Dat was in de bijkeuken, zo zal dat wel geweest zijn. En dan, toen stookten we ook nog met peterolie hoor, aldoor, want eh, ik heb zelf ook hoor, dat we pa en ik daar woonden, dan stookte ik ook de eerste jaren op peterolie, en toen zijn we natuurlijk naar Den Helder gegaan en toen had ik voor het eerst gas. Moest je ook weer aan wennen. Stadsgas? Stadsgas ja. Dan hadden we zo'n stel gekocht, later heeft tante Maap dat nog gehad, in Apeldoorn. Toen heb ik het nog weer eens opgestuurd of zo. Ja, daar, want eerst had ik in Den Helder ook nog, ja ook nog wel een peteroliestel want daar maakte ik die potsjekoek op. Weet je nog wel, die dubbele.. pannekoek. Hoe maakt u dat, hoe zat dat nou ook weer, een soort cakeachtig spul kreeg je dan toch? Ja, ja een soort eh.. potsjekoek noemden ze dat, dat was van bakmeel, zelfrijzend bakmeel en ei derin en een stukje boter derin, en ja hoe dat suiker, dat weet ik eigenlijk niet zo goed meer, en dan eh.. rozijnen of kren.. nou rozijnen meestal, dat was wel lekker hoor. Ja, dat heeft u aan de Westerweg ook nog wel eens gedaan. Ja, ja dat, nou dat weet ik niet, aan de Westerweg? Maar in Den Helder heb ik het wel gedaan want ik wist het van tante Trijn, he. Oh, die had het recept, Ja, van Terschelling ik dacht dat het Westfries was, of zo. Nee, het was van Terschelling. Ook de pan? Nee, ja dat weet ik niet, dat was toch te koop. Of dat ook eh.. nou ja, iets was van na de oorlog, denk ik want het was zo blikkerig weet je wel. Nou. Net zoiets als de panpizza van nu, hoef je ook alleen in de oven te doen; op gas kan je dat soort gerechten maken. Ja, ik weet niet, nou tante Trijn die had later in de Lyceumstraat, had tante Trijn een wonderpan, daar deed ze toen die potsjekoek in. [5] Ja, hoe dat precies ging dat weet ik niet, dat heb ik nooit gehad. Maar de op dat peteroliestel dan had ik daar zo eh.. nou karton omheen staan en wat erover heen. En dan eerst de ene kant, ja zeg maar drie kwartier of zo, en dan de andere kant. Dat ging natuurlijk niet zo hard.. op peterolie. Later kreeg u toen wel, eh, dat snap ik toch niet, want als er een petroleumstel in huis is, eh dan stinkt dat ontzettend, ja, want we moesten later oliebollen bakken of tenminste appelflappen in de schuur, ja en dat eh dan zal het hele huis toch wel gestonken hebben. Ja, en daar had je toch helemaal geen erg in. Ja, want ik ben bij eh, bij die mevrouw geweest die nu in ons huis woont. Nou dat waren toen dat pas in Langedijk woonden ze, dat heb ik je wel eens verteld. En toen kwam ik erin, ze hadden een nieuw huis, he, en ze waren.. ja ik denk, ik weet niet of ze.. , afijn we kwamen derin, ik dacht, nou het ruikt hier, volgens mij staat hier ergens een oliestelletje. Nou, afijn we gingen naar de kamer en... nou ik dacht, verder dacht ik er toch ook niet meer aan, maar we kwamen in de keuken maar mooi wel dat er een keer een stelletje stond. Voor de koffie of de thee, wat ze er dan op hadden, ik geloof thee. Toen rook ik het wel. Maar ja, vroeger had je daar geen erg in. Nee, had iedereen het denk ik. Wel die, eh.. want opoe Bloothooft die had nog zo'n eh.. zo'n oliekacheltje voor verwarming. Dat had je ook. Nou dat moest ook heel zuiver wezen en die stonk ook altijd hoor. Nou had je natuurlijk in de keukens had je geen verwarming en dan hadden ze zo'n oliekacheltje zetten ze neer. Maar eh.. nou dat rook ook altijd wel erg hoor, vond ik. Ja, je ruik het altijd. Nou buurvrouw zegt het ook nog wel, buurvrouw ten Wolde [Westerweg]. Die hebben nog een stel nog in de schuur geloof ik, maar ook niet in huis.

Schuiten

[6] Ja, ja dat is allemaal veranderd. Nu heb ik elektrisch, nou, dat is ook niet een geluk. Maar afijn, t gaat, het komt klaar dus eh..Maar ik zal wel weer eens schrijven hoor, maar ja, dan moet ik wel echt eh.. ja daar moet ik dan wel echt zin an hebben, of zin an hebben, ja, als ik dan zo weer begin, als ik er dan zo weer aan terugdenk dan gaat het wel weer ja. Dan kom je van de ene gedachte in de andere terecht. Ja. Dan gaat het zo, ongemerkt, dan denk je, o ja, dat was er ook nog, en dat was er nog. Oh der is zo veel, ik weet eigenlijk nog zo veel. Ik ben gisteren bij tante Bets [Bras-Groenveld] geweest en die had een boek over schuiten en... ja schuiten was het eigenlijk meer van Langedijk en zo, want haar vader heeft vroeger een schuit gehad he, een vrachtschuit. Een soort groentenhandelaar? Nou ja vracht meer he, vracht. En in Langedijk had je dat erg, dan had je de trio's. En vroeger bij ons opt dorp, je weet de maalderij van Dekker, en daar lagen altijd trio's voor de kant, want die trio's dat was van Schoorl van Schoorl of zo, van Langedijk, die had dan de trio's en die kwamen dan met koren, hoe heet het, met graan, daar, en dat werd dan gelost. En die mannen allemaal met op die zakken op de rug, dat was een zwaar werk, verschrikkelijk. Nou der was er een op het dorp, twee broers eigenlijk, nou ze waren allebei zowat, waren ze uit mekaar, want, van het sjouwen. Ome Siemen heb het ook nog eens gedaan, nou dat was toch al zo'n mager ventje, hoe die die zakken op kon tillen dat snap ik nog nooit, maar die heeft er ook weleens gewerkt. Maar eh, nou ja dat wist tante Best dan allemaal nog weer he. Die had foto's ook gegeven aan de mensen die dat boek hadden samengesteld, het was een keurig boek hoor. Maar ja daar weet ik, ik, ja ik wist wel van die trio's en ik wist ook, want die kwamen bij ons ook in de Grote Sloot. En schipper Kossen die stond er ook in, en ook die oude foto nog van die jij ook eh, van de oude buurtje nog, ja van vroeger, met die schuiten ervoor, de oude bakkerij nog. Ja. En die met de nieuwe bakkerij ook, die had ze der ook in, die stonden er ook in, want ja daar lagen die schuiten voor de wal van Kossen dus die kwamen er ook in he. Dus er zijn meer mensen die die foto's hebben? Ja, ik denk dat ze bij Piet Kossen geweest zijn, dat ze ze daar.. eh.., ja die heeft er meen ik ook een schilderij van. Want we zijn nog eens een keer op een eh.., ook van de Brug, hadden ze een tentoonstelling aan de Brug. Daar zijn pa en ik nog eens naartoe geweest, waren er ook allemaal ouwe dingen van eh van ? en toen was er meen ik ook een schilderij van Piet Kossen, heel mooi met de boten, de schipper, de schuiten. Maar eh, en dan stonden der ook nog wel namen in, die kende ik ook wel, der stond bijvoorbeeld een Molenman in, ja die ging ook bij ons door de Grote Sloot heen. Die kwam van Schagerbrug. En nog een, wie was dat ook alweer. Waren dat nou nog trekschuiten of hadden ze een motor? Nee, die hadden toen al een motor. Ze hadden zelfs nog een foto met een paard, met een paard ervoor. Maalde Dekker nou alleen voor het dorp of zo? Nou nee, nee voor de boeren in de omtrek allemaal meer ook, ja. Die brachten het graan bij hem en dan. Ja, en dat is al groter geworden, dat bedrijf, natuurlijk

St-Maartensbrug (1923), met schuiten bij Kossen

Ome Siemen Doorn (1889 - 1961)

[7] Der kwamen toch, der kwam toch aan in die schepen. Nee, dat haalden ze er toch uit geloof ik. Ja. Ome Siemen die heeft trouwens ook allerlei klusjes... Nou, het was zo'n scharrelaar, verschrikkelijk. Daar kon je nooit kwaad op worden. Maar het was een scharrelaar hoor. Maar een werker ook, maar ja. Ik kan me hem wel herinneren, wanneer is die nou overleden? Weet jij dat ook nog? Ome Siemen kan ik me nog wel herinneren. O ja. Ja, een sjlemielig mannetje was dat trouwens. Ja. Ja. Maar ook een apart type hoor. Wanneer is die nou overleden? O, daar heeft opoe wat voor opgeknapt. Toen was ie natuurlijk een kluizenaar en, maar hij dronk natuurlijk, hij lustte graag een borreltje. Als hij geld had, hij kon geen geld in zijn zak houden. Gaf het weg, en zo, en dan kreeg hij weer wat. Kwam hij, later kwam hij dan bij ons ook...Toen woonde moeder an Sint Maarten, en dan kwam hij bij, en dan kwam ie ook vaak. En dan zei ie "jullie mag ik" zei ie dan. Oh God. Ja, maar hij heeft nog wel alle, nou dat kan jij haast niet weten. In de Zaagmolenstraat is hij ook nog eens geweest. Dat jij geboren bent [1952] kwam hij met gebakjes an, oh god ja, oh ja! Toen had ie een doosje gebakjes, ja, ja. Maar dat zal ie wel.. Kwam hij toen uit de Zijpe. Ja, hij, hij, hij had een klein scheepie en daar kluisde ie in later, he. Eerst was hij bij opoe ook, maar dat opoe overleden is natuurlijk [1941]. Ome Louw en Ome Siemen woonden bij opoe in, want Ome Louw had dat huisje, dat was van Ome Louw en Ome Siemen was ook thuis. Maar ja, die twee die waren zo verschillend dus dat was ook wel eens wat, maar toen is hij later in zo'n scheepje gegaan.

Opoe Doorn voor haar nieuwe huis (naast bakkerij Bloothooft)


Woonscheepje van Siemen Doorn

Nou, en dan had ie ook oliestellen, en natuurlijk dan was ie niet helder en dan stond dat te loeven, en dan was dat zwart te walmen, weet je wel. "Loeven" dat is echt nog westfries. Maar, nou en dan.. één keer in het jaar dan maakte moeder alles weer schoon. Nou en dan hielp ie hem dan met wassen enzo altijd bij, nou dat was wel goed. Nou en hij heb nog eens een keer, toen is t ie in het ziekenhuis geraakt, ja wat hij toen eigenlijk had dat weet ik niet. Nou ja, dat was natuurlijk ook wel wat, want toen keken ze ook wel. Maar ik heb hem wel bezocht hoor, ja... Ik kan me alleen herinneren, nou dat zal op verjaardagen of zo, van opoe, ik kan me toch wel herinneren door dat ie... O dan zal ie daar, ja want hij was op dezelfde dag als opoe jarig, oh, ja, ja, ze waren op dezelfde dag jarig [25 november]. Ja, ik weet niet hoeveel ze scheelden, misschien wel een jaar of tien, dat weet ik niet precies [5 jaar]. Maar, ze waren op dezelfde dag jarig. Ja. Ja, en dan was ie er ook altijd. Hij kwam heel veel bij ons. Hij hield ook erg veel van vader. Hij kon erg goed met vader ook, ja. Hij was altijd erg opgeruimd en zo, nou dat zeg ik en werken. Want, ik weet nog dat ik een kind was, nou dan kreeg je natuurlijk nooit zo veel, een cent, ik kreeg twee centen, zondagcenten om te verkopen, dan moest ik de huur halen en dan kreeg ik dan twee centen en die mocht ik dan verkopen, voor dropjes, centdrop en nog wat. Maar toen is die boerderij verbrand van Appel en toen werd die, nou ja kijk en dat deed ie dan ook weer, dan moest ie dat opruimen en zo, he, die sloperij enzo, nou dan vond ie nog wel eens wat, en daar handelde ie dan weer mee. Dan had ie weer oud hout of wat, nou ja, zo'n, een echte scharrelaar was het.

Siemen Doorn met schop,
voor de afgebrande bakkerij Bloothooft (1926)

Maar hij heb evengoed erg veel werk gedaan hoor, maar ja, het was geen goed.., sparen dat deed ie niet. En dan zei ie tegen ons he, dat is dan ook zo mooi, dat zeg ik ook nog wel der es, nou dan zei hij "Jullie erven alles van me, de lusten en de lasten" en dan zei ik: "Oh God, Ome Siemen, dat zal wel meer lasten wezen as lusten!" Ha, ha. Nou, ja. [8] En dan, nou, en dan opoe wat, ja toch, was opoe der dan nog dat ze dat schuitje, dat had ik toch nooit... Maar opoe was altijd bang dat ie in sloot zou raken, nou hij is op t laatst ook, hij is verdronken, oh, ja [1961]. Toen is ie gefietst van waarschijnlijk van Sint Maarten naar eh Sintbrug en toen is ie toch in het slootje geraakt. Ja dat was nog wel akelig, voor moeder ook. Ja. En opoe was altijd bang dat ie dat ie in het water zou raken. Dat weet ik wel. Maar je kon niet kwaad op hem worden. Nee. Ja, en op laatst werd ie natuurlijk ouwer, en Marianne die weet, die weet dat nog wel. Dan kwam ie bij ons in de Zaagmolenstraat en dan eh dan had in natuurlijk al in de stad geweest dus dan had ie al een borreltje op en dan ging ie z'n pijp stoppen en dan kwa.., en dan gingen er nog wel eens losse stukjes en dat was dan een beetje vuur weet je wel, en dan was ze zo bang he, dat kind, daarvan, dat er, dat het zou branden. Ja, en later dat ie helemaal ouwer werd, ja dan eh ja, werd het zo.. Maar hij werd nooit kwaad hoor, hij was nooit kwaad of zo, hij had geen kwaaie dronk, dat niet. Nou ja, dan gaf je hem weer koffie, maar ja, dat had misschien nog wel een averechtse uitwerking, dat weet ik niet, maar ja, je gaf hem altijd maar koffie. Maar ja, dan knapte ie wel weer op. Ja.

Siemen Doorn

 

[9] Moeten we niet an't eten nou? Ja.