Arbeiders van Schermereiland naar Middelie

Jan Klaasz Bloothooft kwam uit het kinderrijke gezin van molenaar Klaas Pieters Bloothooft op de Blockers in de Schermer. Er was niet voor alle zoons een plaats op een molen, en misschien wilden ze dat beroep ook wel niet. Jan trok richting de Rijp en ging wonen op de Volger, een groepje woningen in de zuidoost-punt van het Schermer eiland waarop ook de Volgerweg in de Beemster is gericht. Hij bleef echter in Noordeinde ter kerke gaan, waar hij zijn broers en zusters kon ontmoeten. Hij was waarschijnlijk landarbeider. Dat werd zijn oudste zoon Klaas ook, mogelijk op de Akersloter Woude bij West Graftdijk. Deze kreeg vier dochters en zette de naam Bloothooft niet voort.

De jongste twee kinderen, Antje en Jan zetten de stap naar het Gereformeerde geloof. Antje huwde de gereformeerde Adriaan de Geus en opmerkelijk genoeg werden kinderen uit dit gemengde huwelijk in de Katholieke Kerk op Noordeinde of in de Gereformeerde Kerk van de Rijp gedoopt. Jan Bloothooft ging zelf over naar de Gereformeerden. Hij werd op zijn beurt toch weer watermolenaar maar nu op de Menningweer molen onder Grootschermer, waarop hij bijna 40 jaar maalde tot 1832. Zijn vier vrouwen schonken hem in totaal negen kinderen waarvan slechts een dochter en een zoon huwden; de anderen overleden.

Zoon Pieter had zijn moeder Trijntje Pieters Benten nauwelijks gekend, zij overleed toen hij twee jaar was, maar toch trok hij naar de geboorteplaats van zijn moeder, Middelie. Hij werd er kastelein en huwde Trijntje Mienis. Zij schonk hem acht zoons en een dochter die allen in leven bleven. Het leidde uiteindelijk tot vijf nieuwe twijgen: twijg Jan (touwslagers naar Vlaardingen), twijg Willem (boeren in Koedijk), twijg Teunis (arbeiders in Middelie), twijg Dirk (arbeiders rond Hoorn) en twijg Adriaan (zeelieden in Amsterdam).