Watermolenaar

Alhoewel Klaas Bloothooft <V-16> het grootste deel van zijn leven in de Zuid Schermeer en in het bijzonder op de Blokkers doorbracht, wordt er alleen tussen 1811 en 1814 expliciet melding van gemaakt dat hij watermolenaar was. Nu wonen er op de Molenbuurt weinig anderen dan watermolenaars dus hij kan het zeker langer geweest zijn. Enige ambitie blijkt als hij op 8.5.1813 met Pieter Sijmons Wittebol solliciteert om een aanstelling in poldermolen M [1]. Dit was een admiraalsmolen met grotere verantwoordelijkheid en betaling. Pieter Wittebol wordt benoemd, maar nog niet als admiraal. Misschien werd Klaas met 58 jaar te oud bevonden. Een aantal jaren later zocht hij tenslotte de stad op en werd timmerman in Alkmaar.

Een onduidelijke opmerking vinden we in het archief van de Eilandspolder. In een schouw wordt op 28.4.1803 geconstateerd “Klaas Bloothooft zijn kaay te laag[2]. Betekent dat dat Klaas ook land (of de Lei- of Westermolen, of één van de twee molens van de Noordeindermeer) in de Eilandspolder had? Het is in ieder geval wel opmerkelijk dat in 1814 de dijkgraaf van de Noordeindermeer getuige was bij de aangifte van zoon Klaas. Een andere indicatie is dat (een) Klaas Bloothoofd eind 18e eeuw in Graft als hooisteker was aangesteld [3]. Dat is een officiële controlefunctie om hooibroei te voorkomen. De functie werd nog wel eens vergeven aan roomskatholieken, die verder bestuurlijk geen mogelijkheden hadden. Ook Pieter Schilder <IV-3.2> had die functie eerder in Graft, maar dat was een boer met vermogen, en dat was Klaas Cornelisz Bloothooft zeker niet. Diverse van zijn kinderen werden pro deo begraven. Een alternatieve interpretatie zou overigens ook Klaas Jacobsz Bloothooft <V-11> kunnen zijn.

Referenties

[1] Schermer, resolutien van dijkgraaf en heemraden
[2] Eilandspolder archief, reg. A.1.5
[3] Schutte, G.J. (1989). Een Hollandse dorpssamenleving in de late 18e eeuw. Van Wijnen, Franeker. p.202.