In het archief van polder K bevindt zich een molenbestek getiteld "Bestecken van
molens" met daaronder een grote K. Lang is gedacht dat het daarom wel het
bestek zou zijn van de poldermolen zelf. H. van Zwet (2004, De achtkantige
binnenkruier van de Schermer, Alkmaarse Historische Reeks) geeft echter
argumenten dat het hier eigenlijk om een molen in Krommenie zou gaan die het
polderbestuur ook verplicht was op te richten. En het is natuurlijk mogelijk dat
een latere secretaris dit stuk vanwege de K bij de stukken van polder K heeft
gevoegd.
Aan het eind van het onderstaande document wordt gemeld dat de molen die
volgens dit bestek moet worden gebouwd is aangenomen door Jacob Arinsz van
Bergen voor de som van 3737 gulden en 10 stuivers en op 1 augustus 1933 moest
worden opgeleverd. Omdat dezelfde aannemer in 1645 de poldermolen K heeft
verrold van de oude positie in kavel 2 naar de huidige plek, lag de
veronderstelling voor de hand dat het hieronder om poldermolen K zou gaan. Maar
het oplevertijdstip komt daarvoor te vroeg, de bovenmolens die het echte werk
moesten doen, werden pas op 11 oktober 1633 opgeleverd en konden toen pas hun
werk gaan doen. Een poldermolen komt altijd later. Met een molen in Krommenie
zouden de datums beter kloppen.
Van Zwet dacht dat het bestek voor de molen in
Krommenie in vrijwel alle opzichten met het bestek van de Schermer molens
overeenkwam. Maar ook dat blijkt onjuist. Er blijken nog twee andere bestekken
in het Schermer Archief aanwezig te zijn, waarin expliciet staat dat het om
Schermer molens gaat (overigens ook met een grote K op het eerste blad).
Daaruit blijkt dat de Schermer molens groter zijn dan in het bestek voor de
molen in Krommenie. Zoals: de molen bij Krommenie meet 30 voet, heeft in
het bovenwiel 45 kammen, de bovenste schijfloop heeft 20 staven, het onderwiel
telt 64 kammen, het scheprad is groot 17 voet. Een Schermer molen meet 35
voet, heeft in het bovenwiel 50 kammen, heeft in de bovenste schijfloop 22
staven, in het onderwiel 74 kammen en het scheprad is groot 21 voet. Niettemin
geeft het onderstaande bestek buiten de maatvoering een uitstekend inzicht hoe
een molen in elkaar steekt en hoe dat beschreven wordt. [Archief
Waterschap Schermeer inv. nr. 1190, in 2011 onder de
aandacht gebracht door Francis van Zon - Christoffels, met dank].
Het document is in algemene bewoordingen opgesteld. Het gaat hier, gezien de schrijffouten en de correcties die
later in kantlijn van de tekst zijn aangebracht, waarschijnlijk om een
copie welke aan de aannemers werd overhandigd. Helaas geeft het laatste blad
-met de handtekeningen van de gunning -, dat ook door een andere schrijver is
opgesteld, wel de aannemer maar niet de molennaam.
Komma's en het zinscheidingsteken '/' zijn aan het document toegevoegd om de
leesbaarheid te verbeteren. Klaarblijkelijk weggelaten woorddelen zijn in rood toegevoegd.
Aanvullende verduidelijking in de tekst is geplaatst tussen rechte haken terwijl het een
toelichting op het onderwerp in schuine letters boven een artikel is toegevoegd.
Bestecken van molens
K
- In den eersten sal d'annemer gehouden wesen, te maecken ende te leveren alle het
houtwerck ende arbeijtsloon ende dat op sijn eygen costen
De omvang van de molen.
- Item / de molen sal wyt wesen xxx voeten nae den streckel te meten, te weten nae de
buytencant van de stijlen / ende boven sal de molen wijt wesen die buijtencant van de cuyp
twintych voeten / daer op sullen de buijtencanten van de stijlen vier duym binnen de
buijtencant van de cuijp staen
Tekening van een molenromp (Schilstra, bijlage)
De stijlen van de romp.
- Item / de acht stijlen sullen langh wesen dertijch voet behalve de pennen /ende sullen
aen de buijtensijden vant dack sullen mogen gaen / ijder bocht sal ses voeten acht
duymen of daeromtrent zijn
Blokkeelconstructie (Molens in Noord-Holland, p25)
Een blokkeel komt boven op elke stijl van de romp.
- Item / die verschreven [voornoemde] stijlen sullen onder dick wesen vijftien duijm
viercant ende boven elf duijm viercant / met blockeels lanck twee voet drije duijm, dick
elf duijm vijercant / met noch eaen ider stijl een clamp oft cloot, dick ses duijm lanck
vijf voet behalve de pen, wel ghevrocht ende ghenaghelt / die clamp soo breet als de stijl
/ mede aen de stijl op cant wel ghenaghelt ende ghespijkert
Het onderste tafelement is de ring die rust op de funderende pilaren. Er zijn zeven
tafelementstukken omdat het stuk boven de voorwaterloop ontbreekt.
- Item / onderste seven tafelmentstucken sullen elck breet wesen vijftien duym, dick tien
duym, lanck nae den eis / onder het tafelment sal men op ider pilaer een muerplaet
legghen, soo breet als de pilaer, dick vier duym / dat tafelmentstuck dat achter dat
scheprat compt sal twalijf duijm bochts hebben ompt vrijgaen vant scheprat / die pijlaer
sal twee voet boven die waterloop uitcomen
Het bovenste tafelement verbindt de rompstijlen via de blokkeels.
- Item / die bovenste tafelmentstucken sullen dick wesen vijf duijm ende een half ende
sestyen duijm breet, lanck nae den eijs
De lagering van de kap (Molens in Noordholland, p25)
De rolvloer waar de kap over rolt, met 33 rollen.
- Item / die vloerstucken die op het bovenste tafelment sullen legghen sullen dick wesen
vyer duijm ende vertien duijm breet, wel ghenaghelt ende gesloten op de bovenste tafelment
/ die rolrijng sal breet wesen twalijf duym ende een half, dick vyer duijm / daer in
sullen wesen drieendertijch rollen van gooe ipenhout / sullen lanck en hoch wesen seven
duym ende een half
De rolringstukken. Twee voeghouten vormen de basis van de kap.
- Item / dije bovenste rijngstucken zullen dick wesen ses duym, ende acht duijm onder die
voechouten [voeghouten] soo wel achter als voor, ende twalijf duijm ende een half
breet / wel versijen het achterste stuck daer men die rollen uijt ende ijnstet
vyftien duijm ende een breet / desen ryngstucken sullen met haecklasschen [=
houtverbinding] aen malcander ghemaack t werden
De kuip, met 33 paar keerschijven die de rolring en kap geleiden.
- Item / die cuijp sal dick wesen vijf duijm en de een half, breet vijftien duijm ende een
half, breet ofte hoch / daeryn sullen comen drieendertich paer cerschiven [keerschijven],
breet seven duijm ende twee duijm dick, van goet drooch ipenhout / ider timmer man sal
ghehouden wesen een molen soo nouw in syn cuyp te maken dat hij bequamelick mach spelen
[draaien]]
De bovenregel van de romp met zolder.
- Item / die bovenste balken sullen lanck wesen na den eys, dick elf duijm ynt vyercant,
yn den midden te meten / die boven cant van den selven balk sal men legghen vijf voet ende
een half beneden den bovencant van de blockels / een bovenste rychel van ghelicke hochte
om een solder daer op te legghen / die solder sal men maken van ghoe demarcken delen, die
ribben vijf duijm viercant van grenenhout.
Schuine karbelen ondersteunen de balken van de bovenregel.
Item / de bovenste carbielsen [karbelen] sullen lanck wesen ses voet, wyt dry duijm,
behalve de pennen dick ghelick den balck
De middenregel van de romp, eveneens versterkt met karbelen.
- Item / den onderste balcke sullen lanck wesen na den eijs, dick ijn den mydden te meten
twalyf duijm viercant, die boven cant sullen hoch legghen vyftien voet uijt den bovenste
cant van een [het onder-] tafelment te meten / een onderste carbiel van dien sullen lanck
wesen seven voet myn [min] drye duym behalve de pennen, ynt viercant als de balcken
- Item / de balcken sullen alsesamen yn malcanderen gewrocht werden, ider keep twee duym
een half
De veldregels, de overige dwarsverbindingen tussen de stijlen.
- Item / de rychels sullen dick wesen sesdehalf duym ende sevendehalf duijm breet
ende in elcken velt sullen wesen vier rijchels / de ondercant van de benedenste richel sal
ses voet van de bovencant van t [onder]tafelment leggen altesamen lanck nae den
eysch (ende) ende in den plaeets daer geen tafelment en komt sullen men d onderste richel
drije duymen swaerder maken, ynde stijlen gewrocht met swalustaerten, sal die ondercant
drye voeten van die boovenkant van taffelment leggen
De kruisbalken (twee kruisen per veld).
- Item / die cruysbanden [kruisbalken] sullen breet wesen ses duym, vyf de half duym dick
/ een yder veelt [veld] vier cruysbanden / de onderste sullen comen vierdehalf voet vant
[onder]tafelment ende de bovenste eynden sullen nyet meer als acht duym van de bovenste
richels wesen ende de middelste en sullen mede niet meer als acht van malcanderen gewrocht
werden / die richels wel verdeelt om de cruissen nyet swack te maecken / men sal ynt
mydden stutten op ende neder setten vier duym viercant om de latten aen te spykeren voor
het schudden vant riet
Vier vensters in de romp. Boven elk veld komt nog een waterbord aan
de blokkeels.
- Item / men sal yn den molen vier veynsterkens maecken van delen om uijt te syen [zien]
nae den wint, ende noch sal men aen yder velt een waterbort maecken aen den blockeels
ghespakert om over het ryet te wateren, die selven sullen bequaem dick wesen breet viftien
duym van goe plancken
De karbelen (hondsoren) die het bovenste tafelment ondersteunen.
- Item / de slimme carbiels die onder (onder ) de bovenste tafelment sullen comen
sullen lanck wesen vijf voet behalve de pen, dick ses duym viercant
Tekening van een molenkap (Schilstra, p26)
De voeghouten in de kap waar de belangrijkste kapbalken op rusten.
- Item / de voethouten [voeghouten] sullen soo langh wesen dat de wijntpeulu dertien duym
oversteeken mach buyten de buytenste rant van de cuijp, ende de achtereynden soo lanck dat
de waterasbalck [achterbalk] vier duijm buijten de cuijp compt / van binnen met bequame
bochten om de vangh wel te stellen / de voorsz voethouten sullen op het kraeneynt
dick wesen vijftien duym viercant ende het achtereynde elf duijm viercant / sullen voor
wat nauwer legghen als achter om de cortheyt van de wintpeulu
De windpeluw in de kap met waterbord.
- Item / de wintpeulu sal lanck wesen na den eijsch, dick sestien duijm viercant / ende
onder dese voorsz wintpeulu sal men een waterbort maken van een plank, dick twee duijm,
soo breet dat het selve beneden die cuijp hangen mach voort inwateren, aen de voethhouten
met clampen gespijkert / de wintpulu sal een
weinich in canten na het stuyqen van die as
- Item / noch sal men maecken een steunder midden onder de wintpulu met een pen in de
cruytbalck ende op het rijngstuck, dick ende lanck na den eysch
De penbalk steunt het achtereinde van de bovenas, de ijzerbalk het midden.
- Item / die penbalck sal dick wesen vijftien duijm viercant met een neerhangende bocht,
opdat de roeden vry vant dack gaen mogen, lanck na den eysch / d selve sal men soo dicht
achter aen den ring wercken als men mach om de cante van de as / de iserbalck sal dick
wesen elf duijm viercant, lanck na den eysch
De twee kruibalken waarin het kruirad met acht spaken zit.
- Item / de twee windaesbalcken [kruibalken] sullen elck dick wesen neghen duijm viercant,
lanck na den eysch / de windaescoppen sullen soo lanck wesen als sy vereyschen, sullen
dick ses duijm, breet sestien duym, met een calf int midden altesamen wel sterck
gewrocht opdat selve cruyden [kruien] verdragen mach / met vier carbielsen aen de
windaesbalcken, ende cop pen mede wel besorcht, dick ses duijm, breet acht duijm / ende
daerinne sal men maken een goet windaes [kruirad] van tay hout met acht spaken, taye
barooenen?, altesamen naer behooren / het windaes sal in die mijdden eeven hoch leggen als
de crammen [kruikrammen]
De keuvelens, de voor- en achterzijden van de kap.
- Item / de covelensbalck achter daert cosyn op staet sal dick wesen elf duym viercant,
lanck na den eysch, met twee iseren bouten gesloten / ende dat achterste cosyn sal hooch
weesen drye voet wyt, twee voet ende half, die stylen dick vijf duym viercant, ider syd
een schoor om de sparren op te setten met een balcken op het cosyn na den eysch
- Item / de keerstijlen aen den as sullen dick wesen seven duym viercant, soo lanck dat
den steen en de as daer bequaem in legghen mach met twee ofte drye deel dick onder den
steen / die stijl daer den as tegenaen maelt negen de half duym breet / de hoeckstijlen
van dien dick wesen ses duym viercant, lanck na den eysch / ende die keerstijl daer den as
tegenaen gaet sal gestut werden met een carbiel na den eysch
Het kozijn en beschot van de keuvelensen.
- Item / het balcken daerop het cosyn of te keerstijlen leyt sal dick wesen ses duijm
viercant, lanck na den eysch / de covelensen sal men becleden met waghenschot in
malcanderen gheplocht met een vintduer [winddeur] om uit ende in te comen
De spruiten van de kap.
- Item / de spruyten van de cap sullen dick wesen vijft de half duijm viercant aen ijder
sijt negen spruyten, lanck naden eysch / met cromme wormten [wurmten] op de spruyten om de
sparren op te setten die bequamelack verste rken die wormte, dick vier duijm en ses duijm
breet
De afwerking van de kap met nok en gording.
- Item / de cap sal men maken van goede boomse capravens met een behoorenlijcke nock ende
gordinge, opdat de cap niet verschieten mach / daerin te wercken twee greenen spanten ter
bequamer plasen [plaatsen], dick vyff duijm viercant met twee hanebalcken / de capravens
sal men schillen, ende sullen van malcanderen staen tien duijm ende meer niet / die noc
achter een weijnijch lager als voor om fatsooen van de cap
De bovenas waar de roeden insteken.
- Item / de groote as sal lanck wesen na den eysch, dick in de hals twee voet vier duijm
ende aen het lichteijnt twintich duijm / de hals dertich duijm lanck ende tusschen de hals
ende binnenroet vier duym / het hooft van de as van de hals aff viercant / de roetgaten
wyt twalif duijm, lanck veertien duijm ende een half, het hooft twintich duijm / voorsz
roetgat behalven waelpen [walpen op de kop van de as] ende achter met een pen ghemaeckt
van twalijf de half duym dyck
De roeden.
- Item / men sal maken goede stercke taye grenen roeden van masten met bequame bochten
princepael de binnenroet / sullen soo lanck wesen dat se een voet boven de waterloop gaen
mogen ende meer niet / sullen dick wesen twalifdehalf duijm, breet veertien duijm / sullen
tien voet van de as met meer als een half duym verdunnen ende de selve proportie gemaeckt
nae het eynde toe, geboort met een bequame schoot
De hekken aan de roeden; de rietlatten van de molen.
- Item / de hecken sal men maken van goede tay capravens, doorghesaeght ende wel ghetobt /
sijn lanck negen voet met vier soomen aen ider eynt, die vooreynden van de hecken niet lan
en? om het licht draijen van de molen / de [riet]latten van de molen sal men geschilt
dwars oovers de stilen ende cruysbanden gespikert / de midden van de latten sullen elft
duym van malcanderen leggen ende meer niet
Het bovenwiel in de kap met 45 kammen (tanden) en de vang.
- Item / dat bovenste wiel sal groot wesen negen voet ende drie duym na den streckel te
meten / met vijfenvertich cammen daerin van goet drooch tay myspelen hoout met een gooet
vangh op dat wiel van gooet willigen hoout / stercken lip naert addevenant?, de lijp
vertien duijm viercant, lanck na den eys / die van gstucken breet twalif duy m, dick ses
duym / de leden wel sterck geslooten dat [ine de molen int maelen houden ende] dwyngen
mach / d oerste leden van gelicke / met een vanghsteert aent eynde vant achterstelijdt om
neer te halen soo dat men de molen daermede houwen dwingen ende regeren mach
- Item / de armen vant voorsz [genoemde] wiel sullen dick wesen seseenhalf duijm breet
vijftien duym, lanck na den eysch / de ploeyen [plooien] sullen dick wesen seven duijm
breet achtentwijntich duijm / vellinghen [velgen] sullen dick wesen vier duijm een halft,
breet tien duym van goet droch ipenhoout
De bovenste schijfloop met 20 staven tussen twee velgen.
- Item / dat bovenste schijfloop sal weesen van goet droch ypenhout / de schifplaten
sullen dick wesen vijff duym / daer in sal men wercken twintich staven van goet drooch
mispelen hoout
Het onderwiel met 64 kammen (tanden).
- Item / dat onderwiel sal groot wesen veertien voet, int cruis te meten, met
vierensestich cammen daerin van goet droch tay eeckenhoout / de cammen van beyde wiels
gescroot, eerst die wiels wel recght gehangen ende gestelt zijn
- Item / de armen vant onderwiel sullen dick wesen seven duym, seventien duym breet, lanck
na den eysch / de ployen van dien sullen breet weesen vierendertich duijm, dick seven
duijm / die vellingen sullen dick wesen vijff duym, breet twalif duijm, van goet
eyckenhout
De onderste schijfloop met 18 staven.
- Item / dat onderste schifloop sal men maken van goet drooch ypenhoout ende die
schefplaten sullen dick wesen vijf duijm, daerin te wercken achtien staven van goet drooch
ende tey [taai] mijspelenhoout
De kammen en staven.
- Item / de cammen van beyde de wielen sullen de hoofden viercant wesen, wel verstaende
dat men geen waen? aen de hoofden sullen mogen maken grooter als een half duijm / soo wel
die mispelen cammen int bovenwiel als die eycken kammen int onderwiel sullen soo langh
wesen dat se achter de wiels genagelt ende gesloten mogen werden / de staven vant bovenste
schijfloop sullen lanck wesen twee voet een duijm ende vant onderste schijfloop twee
voet, twee duym / de cammen ende camgaten sullen achter de hoofden viercant gemaackt
werden / de hooffden van de cammen sullen soo breet wesen als men int werck ordineren
[ordonneren / oordelen] sal, ende men sal de cammen wel effen ende perfect verlesen? op
haren steeck om het werck gemackelick te mogen drayen
De kamgaten.
- Item / de camgaten soo wel onder als boven sullen die binnenkant recht in gewrocht
werden van den gaten / die voorcant van den cammen ende camgaten sullen een half duym
achter overhangen op de dickte vant wiel soo wel onder als boven, ende de buytencanten van
de camgaten by t hooft sullen drye duijm een quartier van de cant sijn van beyde wielen de
buijtenste canten van de vellinge sullen een weynich af genomen werden na den eysch
Algemene aanwijzingen.
- Noch wert geconditioneert ende erpresselycke onder gesprooken dat alle de aennemers
gehouden sullen wesen alle die gaende wercken met den geheelen roomp van dien molen ende
waterloop, geen uitgesondert, altsamen perfect op het besteck te maken sonder een cam myn
off meer, ofte een staff, off affe toe te doen / men sal de mesters timmerman leveren den
strekels tot hare wielen ende patroonen van dien [tekst loopt in volgende artikel door]
- staven ende cammen sonder dat iemant het werck eenichsins sal mogen veranderen ofte
verbeuren
van het gemaecte werck wie als dan in onder sal werden ende sal in plaetse van dien
wederom ander in de plaetse moeten maken ende dat naedien hout den vant besteck
Plattegrond van een molen. De wateras met het onderwiel in de bak en het scheprad in de
waterloop. (Molens, Stockhuyzen p38)
De waterdichte bak van het onderwiel.
- Item / de back daert onderwiel ingaet sal (sal) groot wesen na den eysch vant wiel, soo
hooch als dieselven ende onder tusschen het wiel ende back sal tien duijm spelen wesen /
die plancken dick drye duijm met vier hoeckstilen na den eysch vant werck / de plancken
wel dicht op malcanderen gestreken en wel vast besorcht ende gespikert ende aen de
binnenside wel dicht ghedreven ende gepickt [geteerd?], aen de buytensyde getingelt / de
back sal men wel stutten ende besorgen ende aen beyde buitenside sal men drie kespen maken
voort voorschieten van den plancken / die [de bodem van back sal men van een stuck
maecken] hoekstijlen sal men met pennen en gaten in den bodem wercken, die kespen dick
drie duijm, breet vyff duym / noch [ook] sal men in den verschreven [hiervoor beschreven]
back een ponp [pomp?] stellen met syn toebehooren
De koningsspil.
- Item / de spil sal dick weesen vijftien duijm viercant, int midden te meten, lanck nae
den eysch vant werck / ende die (e) halsen daer die schifloopen aen comen sullen dertien
duijm viercant syn / men sal twee starcken kroonen aen den spil maken naer behooren
De binnenstoel waarop de koningsspil is gelagerd.
- Item / de stoelbalck sal lanck wesen sestien voet ende dick vertien duym veercant / dat
calf [horizontale draagbalk van spil] ofte bovenste hooft sal lanck wesen ses voet, dick
een voet, ende breet sestien duym met een wervel daer op nae den eysch, ende met een
bueggel daer aen om het werck of [af] ende aen te setten
- Item / de stijlen van de stoel sullen dick wesen veertien duym viercant, lang twee voet
negen duym, met dubbelde pennen ende gaten onder ende boven / die staertstucken sullen
lanck wesen acht voet, met swaluwsterten op de balck, dick acht duijm, breet vijftien
duijmen / sal die stijlen van den stoel onder en de boven met dubbelde pennen en gaten
maken / sullen die binnencanten twee voet ende een half wyt wesen met vier carbiels aen de
stoel, breet een voet, dick negen duijm, lanck na den eysch / onder en boven op tanden
gewrocht en wel besorcht
De wateras waaraan het scheprad en het onderwiel zit.
- Item / de wateras sal dick wesen sestien duijm viercant soo lang dat de steenen wel vrij
van de waterloop mogen leggen / bey de eijnde van de wateras sal men met halsen maken /
sullen dick wesen veertien duijm ende in alle die assen sal men de schenen soo wijt leggen
dat het spasij of dammen een duijm
ende drije quertier is ende meer niet / onder het einde van de wateras sal men een block
voorleggen daer de [lagerings]steen op rust, wel besorcht voort verschieten ende dteijen?
Het scheprad, met vier armen, acht zwaarden, 4 maal 7 spruiten (scheppen).
- Item / het scheprat sal groot wesen seventien voet ende een half breet, sestien duijm
dick, den vier armen bij den wateras ses ende een half duijm, op den dunnen einden drie en
een half duijm / ende een swaerden lanck seven voet ende een half dick, ses duym breet,
acht duym met dubbelde swaerden aen beijde syde ingewrocht / ende in ider vierendeel seven
spruyten, ende de spruyten sullen syn op haer dickste ent vier duijm ende op het lichte
eijnt twee duijm lanck na den eysch / daerin te wercken aen ider sy vier banden met
bequame bochten, dick drij duijm, breet vyf duijm
De waterdeur (of wachtdeur) met drempel.
- Item / de stijlen van de waterdeuer cosyn sullen dick wesen een voet dertien duym
viercant / ende men sal de stilen maken dat de stijlen twee voet beneden de santstroock
sullen comen met dubbelde pennen ende gaten / de drempel daer die stijlen in staen sal
breet wesen veertien duijm, dick tien duijm, soo lanck datter buyten de stylen een oor
bliven mach van vyftien duijm lanck / splijt en van de gaten en toe sijgen van den
waterloop / dat verschreven cosyn sal wijt wesen alst aent scheprat vereyschen sal,
datter aen yder sijde vant scheprat drie quartier duijm spelens blijft, alst altesamen
ghemaeckt ende gestelt sal wesen ofte een duijm / noch sal men aen dit voorsz cosyn
een stercke waterduer maken na den eysch vant werck / het onderste hensel van de duer sal
een duijm ofte anderehalf verder op de styl staen voort toevallen van de voorschreven
deuer / de deuer wel dicht gevoecht dat selve water can schutten
Tekening van een waterloop (Schilstra, bijlage)
De waterloop. Sloven zijn platliggende planken. De rijzing is de opleider.
- Item / men sal de waterloop van bijnnen weren aen beide sijde, daert scheprat gaen sal,
van de wateras
aff bey de rijsijng op tot buijten aent cosyn toe vier duijm boven die slooven / de
plancken sullen op ende neer staen, sullen dick sijn ses uit een voet dicht aen
malcanderen gevoecht, wel recht bereeyt / die verste planck die onder de wateras staen sal
schuijn aff gewrocht werden ompt inschieten vant water / die versz [genoemde] plancken
sullen met lippen tegen de rysing in ende op de risingh met een boorst gewrocht werden
voort afghaen van de plancken ende opghaen van de rijsingh, altesamen wel ghespykert ende
lesurt [geschuurt?]
- Noch sal men desen voorsz waterloop van buijten tot twee plaetsen wel besorgen met
palingh plancken voort vrij en door schieten vant water / ende het cosyn buijten aen mede
wel dicht maken tot onder in de gront
- Item / de diepte van de waterloop onder het scheprat sal diep wesen seven voet en vier
duym van de
bodem af tot an de bovencant van de slooven toe / dat scheprat sal soo diep staen als men
int stellen ordeneren sal
De rijzing (opleider) van de waterloop.
- Item / de rijsing sal hoch leggen, van de binnenste bodem af twee voet, met een ronde
bocht uit een crom stuck hout gesaeght na de ronte vant scheprat, dick vier duijm, soo
breet als de waterloop wyt is / ende als daer den rysing op compt, sal dick wesen twalif
duijm viercant / sal wel geslooten werden tegen de stylen in met pennen en gaten, voort
toesygen van de waterloop / men sal de voorsz waterloop vant binnen ende buiten eynt vyer
off vijff duijm dieper leggen, vry het incomen van binnen ende uitschieten vant
buitenwater
De bekleding van de waterloop.
- Item / de waterloop sal men becleden met goede deventer plancken, ses uit een voet tot d
eynden toe ende die binnen aen gevoert sullen werden, sullen twintich voet lanck syn, mede
soo dick te weten daer die aerde achter tegen aen coomt, die plancken altsamen dicht op
malcanderen gestreecken, wel gevoech t en wel gespijkert
De sloven (draagbalken) van de waterloop.
- Item / de groote sloven van de watergangen sullen dick wesen tien duijm, breet dertien
duijm onder die wateras te meten / sullen met bequame bochten wesen, die bocht beginnende
van de wateras aff / die binnenste sloof sal tien duijm bocht hebben, de binnenste ses
duym bocht, en de beide sloven sullen twee duym bocht opwaerts hebben vant as aff tot die
waterdeuer toe, omt afschieten vant water / ende die hellingen van die voorsz sloven
sullen lanck wesen tweeendertich voet, met een balcken achter het scheprat van tien duym
viercant, voort toesyghen van de waterloop / die slooven met spondinghen gemaeckt, daer de
plancken in comen / ende voort sal de geheele waterloop met pennen ende gaten gemaeck t,
wel vast genagelt, de plancken wel gespikert
- Item / de stutten ofte stylen van den waterloop onder die sloven sullen lanck wesen na
den eysch, ende dick altemael soo wel binnen als buyten ses duijm viercant / ende die
canten en sullen niet meer van malcanderen staen als een voet, te weten daer scheprat gaen
sal / ende buyten en binnen een half voet wider te weten anderenhalf voet tusschen beyde
De kespen onder de zandstroken (fundering van de waterloop).
- Item / de kespen ofte drempels die met verlooren lippen en swalestaerten op de
santstroocken gewrocht sullen werden sullen lanck wesen na den eijsch, dick vijf duijm en
breet ses duijm / die santstroocken dick vijff duijm, breet seven duym, wel verstaende
half soo veel kespen als stutten onder het scheprat met de voors waterloop / om den die
drye voet een kesp ende dat dicht aent cosyn / aen elcken sijdt noch een kesp / die
santstrooken sullen die bovenkant met swalyuesterten bovenop ende in de drempel gewrocht
om de bodem daer gelyck ende vlack te legghen
De buitenste sloven (draagbalken) van de de waterloop.
- Item / de buitenste slooven van de waterloop sullen lanck wesen vierentwintich voet,
dick negen duym viercant, met lasschen buyten aen de groote slooven gewrocht / boven
gelyck waterloop sal men de plancken die buiten waterloop sal aent een eijnt wyt syn ses
voet / de bodem sal beneden den rysijn leggen een voet
- Item / de aennemers sullen gehouden wesen aen beijde buytensyden van de groote slooven
hellinghen te maken van carvijels plancken, dick twee duijm, wel dicht ghewrocht, die
breete naer gelegentheyt van dien pilaers / die langhste sal beginnen van de wateras tot
de waterdeur toe over de buitenste slooven heen opdat het water ter sijden buijten sonder
verhinderingen oftschieten mach / ende die schermten sullen aen de canten van de hellingen
staen ende wel dicht daer opgewrocht omt spille vant water
Twee waterschermen bij het waterrad en de overdekking van de waterloop.
- Item / men sal twee schermten maken soo hooch als boveneynt vant scheprat, wel dicht
genait [genageld] ende gespikert / die delen wel oover malcanderen geleit, men sal die
schermten wel beribben en van goede stive dele altesamen maken / noch sal men maken vijff
balckens over t buijteneijnt van den waterloop ende vijff overt binneneijnt van den
waterloop, dick seven duym viercant, lanck na de eysch / met lippen boven op de
buitenslooven / die lippen sullen dick sijn vijf duym / ende die binnenbalkens sullen
gelick de slooven gekeept werden, de selve balckens sal men met plancken oversolderen ende
die bruggen maken / het binneneijnt sal beginnen recht achter het scheprat tot den eijnde
van de slooven toe ende dat buijteneijnt sal beginnen ses voet van de waterduer mede tot
eijnde van de slooven
De bekleding van de molen, de deuren en de kamer.
- Item / dese molen sal men becleeden met goede stijve dicken delen dwars overmalkanderen,
in elcken voet een stijl int midden van ses duijmen viercant, lanck na den eysch / met een
lijst daer t riet op rust met twee bequame deuren om uijt ende in te gaen ende een
deur om aent scheprat te comen, met noch een deur voort scheprat / die deuren sullen
alsamen groot syn naden eysch vant werckc, sullen wel dicht in malcanderen geploecht
werden / ende die delen sullen mede wel gestreken sijn / de voorsz delen sal men van
binnen schaven daer d camer comen sal
De trappen.
- Item / de trapboomen sullen lanck wesen naer den eysch, die onderste ses duijm viercant
/ de trappen lanck twee voet, tusschen die trappbomen vier duijm, dick na den eysch, met
bequame leenen naer behooren, die boven canten elff duijm van malcanderen leggen ende nyet
meer
Algemene aanwijzingen.
- Item / alle de nagels daer men de wercken sal sluiten sulen gemaeckt werden op haer
behoorelicke dickte ende lange, vrij wat duer te steken opdat men die mach vijseteren ende
dat alle van goet drooch tay deventer hout
- Item / de voorsz molen sal men alles op het beste maecken / met pennen ende gaten die
wercken sluiten mede met swaluestaerten ende met sijn behoorelicke vichen? ende
woutermannen? / sonder met den lichten daer van te scheyden, sulcx dat de opsijenders die
bij de besteders over werck sullen geste(e)lt werden contentement sal gedaen werden in de
redelycheyt nae alle behooren
- Item / noch sal den aennemer gehouden wesen te leveren vier stenen tot beyde assen van
de beste ende sal mede alle het iserwerck aen de molen de inlaten ende aenslaen? naer
behooren
- Item / dese molen sal men maecken van goet carbss?, hassels, deventer wesels ofte
westtaelts [westfaals] eekenhoout behalve de balcken, carbielsen, cruisbanden, rechels
spruyten en van de cap ende spil d welck men van ander goet eycken hoout sal mogen maken
als noorts, luycks, iers ofte sommers hout n sonder vierich [=ziekte] ofte ratelspanen?
oft ander gelyck spint ofte vooren vant na de eysch vant werck, noch geen noorts ipenhout
- Item / alle het voorsz houtwerck sal gemeten werden van langste breete ende dicke
volgende het besteck met alcmaerse voet ende duymen daer de beemster molens opgemaeckt
syn, te weten twalf duym en een vooet
- Item / ofte in dit voorsz besteck ist versuymt, vergeten ofte niet verhaelen, waer het
welcke nochtans den molen nodich soude wesen soo sal d aennemer gegoouden wesen t selve te
maken na den eysch vant werck ende tot believen van den gecommeteerde, daertoe gestelt /
voor welck over werck den aennemer nochtans geen buyten loon en sal hebben noch eysschen
ende soo daer yemant te corte gewrocht daer sal men het selve afcorten
- Item / soo daer bevonden wert eenich quaet hoout gewrocht te wesen met soodanich
gebreken als verder verhaelt is, t selve sullen de besteders mogen tot kueren ofte doen
tot kueren bij lyeden het dies verstaende ende welcke hout alsoo uitgelevert sijnde sal
als dan verbuert sijn, ende de aennemer sal weder om in plaetse van dien ander goet hout
moeten wercken naer het in hoout van dit besteck / welcke opneminge sal geschieden op den
molenwerff aldaer den molen gerecht sal werden / tot welcke den aennemer sal gehouden sal
weesen den molen tot n synen costen te brengen en te voeren
- Item / den aennemer sal gehoouden wesen den molen te maken opterechten ende gangbaer te
maken ende te leveren
[Andere schrijver, geen extra leestekens meer toegevoegd]
Noch sal d aennemer gehouden wesen boven alles vgnnt [voorgenoemd] voorsz is, tot syne
costen ende laste te nemen alle het ijserwerck, haywerk, metselwerck, saylen, graven ende
delven, mitsgaders het speten [spitten] van sloot om de ende voors werf te delven, als
oock het aenvullen van molenwerf ende verhogen van dien, ende voorts alle het grint daer
aen enichsins dependeren mach sonder dat de heeren besteders eeniych vereene costen sullen
hebben te dragen
|
Op welcke voorsz conditien ende voorwaerden Jacob Arinsz van bergen de gemelte molen
aengenomen heeft voor de somme van sevenendertich hondert ende sevenendertich gulden tien
stuijvers, op te leveren primo Augusti opte verbeurte van vyfentwintich gulden te
beschouwen van acht dagen tot acht dagen.
actum in Alcmaer den laesten April 1633, ende de oirconden dese by den aennemer
geteyckent.
In kennisse van my schout
Jan van der Heem
dit is
het merck
van Jacob Arinsz
Op ten xxiiv Augusti Claes Jansz Banning cum Horgen? besteet de molenwerf van dese molen
te verhooghen een voet hogher aen molen als de waterloop mitsgaders het delven seynde? van
waterloop soo buyten als binnen / ende als buytencant van molenwerf een voet lager, voor
de somme van hondertdertich gulden, en de buitensloot een halve roede wijder te
maecken als het besteck
Op apart blad
Moleninterieur in de Schermer museummolen (VVV folder) "de
haertstede wel met tegelen ghevloert wyt ende breet nae den eysch, met groen en gelen
tegelen, in den schoorstien met eene haertijser"
De kamer met haard en schoorsteen.
Item / noch sal men in de molen een camer maken met een bedtstede daerin: om in te
logeeren, van goede deelen van binnen geschaeft altesamen gecantrecht / de richels van
sterk sparren / dese camer sal men soo wyt maken als sy van den stoel vallen mach tot aen
de sijde van de molen toe ende men sal dese camer mede altemal bevloeren met deelen
gecantrecht ende gestrecken met ribben daeronder, vijf ribben op de langte van een deel /
de ribben sullen dick wesen ses duym viercant, lanck nae den eysch, de delen wel
gespijkert (+ de haertstede wel met tegelen ghevloert wyt ende breet nae den eysch, met
groen en gelen tegelen, in den schoorstien met eene haertijser) / noch sal men deze voorsz
camer oversolderen met deelen die onder geschaeft sijn / de solder sal hooch leggen negen
voet met balckens daer onder, vier op de langte van een noortsche deel / de balckxkens
sullen dick wesen seven duym viercant / de delen van de solder mede geschaeft van onder
ende in malcander geplocht, altesamen wel gespykert / die balckxkens? altesamen van
grenehout
Item / men sal in deze voorsz camer een deur maken ter bequamer plaetsen met twe(e)
glassen ende en venster / noch sal men een roockgat maken in plaets van een
schoorstien met een houten pijp / met noch een vatebanck tot gerijf van de molennaer: /
noch sal men de molen buiten de camer bevloeren met deelen ende onderlaegen na den eysch:
/ het wiel met een heck afgesloten
Item / alle de nagels daer mede men de wercken sal sluiten sullen gemaeckt werden op hare
behoorlijke dicte ende langte / vrij wat douerstekende? op dat men die mach vijnteren?,
ende dat alle van goed drooch taij deventer eijckenhout
[Dit laatste artikel is bijna gelijk aan nummer 60]
Top