Watermolenaar

Claas Pieters volgt al in 1709 op 21 jarige leeftijd zijn vader Pieter Claasz Bloothooft <II-3> als watermolenaar op, die vrijwillig ontslag neemt. Enkele jaren daarna lezen we dat er in 1711, 1714 en 1715 gewerkt wordt aan de waterloop van de molen (van Claas Pieters), terwijl in 1715 ook een nieuw bovenwiel wordt geplaatst en in 1723 de bovenas wordt vervangen [1].  In het bewaard gebleven register van de zeilenschouw vinden we Claas Bloothooft zes keer vermeld tussen 1732 en 1746 [2]. Tenslotte besluiten dijkgraaf en heemraden op 15 april 1747 

“in plaatse van Claas Bloothooft in leeven molenaar van een der bovenmolens onder Jan Baas is tot molenaar aangestelt desselfs zoon Cornelis Claasz Bloothooft mits dat zijn minderjarige Broeder en Suster met hem soo lange in gemeenschap sullen blijven, tot dat hij sal komen te trouwen”.

Schermeer, resoluties van dijkgraaf en heemraden

En als op 25 januari 1749 een nieuw overzicht wordt gemaakt voor de belastingen [3], dan staan daarbij "de kinderen van Claas Bloothooft, molenaar''.  Er staan drie personen ouder dan 10 jaar die samen 1 gulden 8 stuivers per maand moeten betalen voor bemalingsomslag, beesten en zeep. Uit de volgorde in het kohier kan afgeleid worden dat de kinderen in een molen wonen die vlak bij het polderhuis staat. Uit de aanslag blijkt dat er een meer dan gemiddeld molenaarsbestaan kon worden geleid op de middenmolen; de meeste andere molenaars moesten alleen bemalingsomslag betalen of waren "arm".

Referenties

[1]   Schermeer, resoluties van dijkgraaf en heemraden 1706-1714, 1714-1722, 1722-1731
[2] Schermeer, register van gehouden zeilenschouwen 1732-1749
[3]  Schermeer, verpondingskohier 25 januari 1749